A Myth for the Turning of the Ages
In the season when the Fifth Sun trembled, there lived a brotherhood of tree-climbers who rose each dawn and dusk along the spines of towering palms. Their feet were calloused by bark, their hands perfumed by sap, their breath tuned to the rhythm of earth’s heart.
They called themselves not farmers, but messengers. For they knew the sap they gathered was not just drink but liquid dawn — sunlight hidden in veins of wood, condensed into sweetness, waiting to be freed.
The Three Forces at Play
- Divine Radiance (Green 4): The Sun itself, pouring its inexhaustible fire into the palm, whispering that all life is condensed light.
- Human Hunger (Blue 5): The villagers below, weary from drought and waiting for rain, thirsted not only for water but for joy that sustains the soul.
- Sacred Sacrifice (Orange 1): To bring the sweetness down intact, the harvesters had to wound the tree — and sometimes themselves — knowing that to taste the sun one must also give something back to the earth.
The Final Spirit
One harvester, Anara, heard a voice in the canopy one dusk as he tapped a blossom:
“If you drink only the sweetness, you will forget the fire. If you carry the fire too raw, you will burn. But if you pass through the ferment, through the distilling flame, then you will know what it is to become more than what you are.”
That night, the first vessel of spirit was born — not merely fermented sap, but the Final Spirit, a being with double eyes: one that blesses and one that tests.
The villagers, parched with hunger, received it with trembling hands. Some laughed, some wept, some quarreled — for the Spirit magnified what lay hidden in their hearts.
Thus the myth was told: that the harvesters are priests of the spine, climbing the ladder between soil and sun; that the sap is the sun’s mercy; and that the Spirit is the turning point — the moment where gift becomes test, where hunger meets radiance, where sacrifice decides whether the blessing heals or harms.
✦ September–October 2025: The Turning of the Ages ✦
From the Blood Moon over Jerusalem to the Jubilee of the Lord
September 7, 2025 – The Red Moon over Jerusalem
A total lunar eclipse — a blood moon — rises over Jerusalem, echoing Joel’s prophecy: “The sun shall be turned to darkness, and the moon to blood, before the great and awesome Day of the LORD comes.”
This shadow is a 30-day countdown — the trumpet of heaven declaring transition.
September 23–24, 2025 – The Feast of Trumpets (Yom Teruah)
The shofars sound. This is the awakening blast, the hidden day of the Bridegroom, the proclamation of judgment. It is the prophetic window of the Rapture — heaven’s true trumpet against the false peace of man.
October 2–3, 2025 – Yom Kippur and the Jubilee
On the holiest day comes a Jubilee Year. Debts canceled, land restored, freedom proclaimed. In cosmic terms: the earth itself returns to its rightful Owner. The Tribulation window opens — the prophetic countdown of 2520 days begins.
October 23, 2025 – The Covenant and the Antichrist
The covenant with many is confirmed. The Antichrist rises. The false peace of man collides with the true judgments of God. From here, the prophetic clock ticks toward the Return of Christ.
✦ Myth Meets Prophecy ✦
The story of the harvesters mirrors the signs of heaven:
- The Blood Moon is the wounding of the tree, the shadow before sweetness.
- The Trumpets are the villagers’ cry, thirsting for more than survival.
- The Jubilee is the Final Spirit poured out — testing, blessing, refining.
- The Covenant is the fire of distillation — separating what is true from what is false.
Just as every sweetness must ferment and every light must pass through fire, so too must every age distill itself into Spirit.
We stand at the turning of the ages: the setting of the Fifth Sun, the dawning of the Sixth, the Jubilee trumpet about to sound.
“Lift up your heads, for your redemption draws near.” — Luke 21:28

Een verhaal voor de kinderen, geschreven in het Nederlands.
Stel je voor: het is avond. De lucht is diepblauw, de sterren komen tevoorschijn en het vuur knettert zachtjes. De kinderen zitten in een kring, ogen groot, oren open. De oude wijze man begint langzaam te spreken:
“Luister, kinderen… er was eens, heel lang geleden, in de tijd dat de Vijfde Zon begon te wankelen, een volk dat niet gewoon boeren had, maar boodschappers. Ze klommen elke ochtend en avond hoog de palmen in, hun voeten hard geworden door de schors, hun handen geurig van het sap.
Ze zeiden: ‘Wij verzamelen geen drank. Wij dragen de zon zelf.’ Want wat zij uit de bomen haalden was geen gewoon sap, maar vloeibare dageraad — de warmte van de zon, gevangen in hout en zoet gemaakt voor de mensen.”
De kinderen fluisteren, en de wijze glimlacht.
“Maar,” zegt hij, “drie krachten leefden in dit verhaal.”
Hij steekt drie vingers omhoog.
- De Zon zelf — die haar licht en vuur schonk, want alles wat leeft is samengeperst zonlicht.
- De Dorst van de mensen — de dorst niet alleen naar water, maar naar blijdschap, vooral in tijden van droogte.
- Het Offer — want om het sap vrij te maken, moest de boom bloeden, en soms ook de handen van de klimmers.
De kinderen knikken ernstig.
Dan leunt de oude dichterlijk naar voren, zijn stem wordt zachter:
“Op een avond hoorde een harvester, Anara geheten, een stem hoog in de kruin fluisteren:
‘Drink je alleen het zoete, dan vergeet je het vuur. Draag je alleen het vuur, dan verbrand je. Maar als je door de gisting gaat, door het zuiverende vuur, dan word je meer dan je bent.’”
De kinderen rillen een beetje, want ze voelen dat dit waar is.
“En zo,” zegt de wijze, “werd de eerste beker van de Laatste Geest geboren. Geen gewone drank, maar een levend wezen met twee ogen: één om te zegenen, en één om te beproeven. Wie het proefde, lachte of huilde, werd zacht of werd boos — want de Geest liet zien wat diep in ieders hart verborgen zat.”
Het vuur kraakt, de vonken stijgen naar de sterren.
“Kinderen,” besluit de oude man, “de klimmers waren priesters van de ladder tussen aarde en zon. Het sap was de zon die genade schonk. En de Geest was het kruispunt — waar dorst en licht elkaar ontmoeten, en waar het offer beslist of de gave tot heling of tot pijn wordt.”
Hij sluit zijn ogen even, ademt diep.
“Onthoud dit: elk zoet moet gisten, elk licht moet door het vuur, en elk tijdperk moet zich destilleren tot geest. Zo gaat het nu, zo zal het altijd gaan.”
De oude wijze man zit bij het vuur, en na het verhaal van de boomklimmers legt hij zijn staf neer. Hij wijst naar de hemel, waar de sterren fonkelen.
“Luister goed,” zegt hij zacht, “want er komt een tijd, niet ver van nu. In de maan van september tot de maan van oktober. Het is de tijd waarin hemel en aarde samen fluisteren.”
De kinderen schuiven dichterbij.
De Rode Maan
“Op een nacht,” zegt de wijze, “zal de maan boven Jeruzalem rood kleuren als bloed. Dat is geen gewone maan, maar een teken. Het is alsof de boom zelf wordt gewond, en de mensen kijken omhoog, vol verwachting. Het is de aankondiging: iets groots staat te gebeuren.”
De Trompetten
Dan pakt hij een lege schelp en blaast er zacht doorheen.
“Hoor je dat?” vraagt hij. De kinderen lachen en knikken.
“Zo zal de wereld de trompetten horen, de roep van de hemel. Het is een wekroep, alsof iemand zegt: ‘Sta op, wees klaar, want de Bruidegom komt!’”
De Grote Verzoendag en de Vrijheid
Zijn stem wordt plechtig.
“Daarna komt de heiligste dag, de dag dat alles teruggegeven wordt. Boeren krijgen hun land terug, slaven worden vrij, schulden worden vergeven. Dat heet het Jubeljaar. Stel je voor: een dag waarop iedereen weer mag beginnen, schoon en nieuw.”
De kinderen beginnen te glunderen.
Het Valse Verbond
Maar de wijze man fronst zijn wenkbrauwen.
“Niet alles is licht,” zegt hij. “Na de jubel zal er iemand opstaan die zegt: ‘Ik breng vrede.’ Maar zijn vrede is nep, een masker. Hij is als een beker vol vuur die verbrandt in plaats van geneest. Dat is de beproeving, het vuur waar de wereld doorheen moet.”
Het vuur knettert. De man sluit zijn ogen en zegt langzaam:
“Zo is het, kinderen: net zoals de sap van de zon eerst zoet is, dan gist, dan vuur wordt en tenslotte geest, zo gaat ook de wereld door deze dagen heen: van maan naar trompet, van vrijheid naar beproeving. En wij… wij mogen kiezen hoe we ons hart laten zien.”